maandag 23 april 2012

Mijn tumblr!

Ik heb sinds een tijdje een tumblr. Daar staan een aantal dingen op, die ik graag met u wil delen!
Daarom hier mijn link: lovingsquids.tumblr.com!

Lovingsquids omdat mijn broers een channel op youtube hebben met de naam squidsdon'tswear. En aangezien ik toen inspiratieloos was, deed ik deze naam en dit was ook één van de weinige namen die nog available was!

x

Mijn alweer nieuwe boek, haha.

Oké, ik weet dat ik heel veel nieuwe verhalen maak (en er meestal niet mee door ga), maar met deze wil ik echt heel graag door.

Yuna, een tienermeisje, raakt na een verhitte ruzie met haar tante in coma, niet door haar tante, maar door een bliksemslag als ze naar buiten vlucht, weg van de ruzie. Dan komt ze in het AMOC, een centrum waar mensen in een coma komen en waar ze zo goed als mogelijk opgelapt worden om weer terug in het leven gezet te worden. Toch wordt er aan Yuna verteld dat ze zich in een ziekenhuis bevindt en dat ze snel weer terug mag. Als ze op een dag door een spleet in de omheinenende muur kijkt, ziet ze haar overleden moeder aan de overkant staan. Ze schreeuwt het uit en doet er alles aan om naar de overkant te gaan. Wat ze niet weet is dat, zodra ze uit het centrum ontsnapt ze in het hiernamaals komt en dood zal gaan, waardoor ze haar vader, tante en twee broers nooit meer zal zien.
Ik wil ook nog iets doen dat er een verzet komt onder de patienten, omdat ze niet naar de overkant mogen. En dat de mainboss van het centrum het uiteindelijk toelaat en een hele groep comapatienten dood laat gaan, omdat hij het niet meer in de hand kan houden. Hij had al maatregelen genomen eerder door degenen die een opstand wilden aanwakkeren bruut te vermoorden. Want in de eerste plaats heeft iedereen de kans om weer terug naar het werkelijke leven te gaan. Alleen omdat de mensen een overleden persoon hadden herkend aan de overkant, werden ze gek en wilden ze ernaar toe.

Dat is dan de basis van mijn verhaal. En ik hoop dat deze afgemaakt kan worden. (:

vrijdag 17 februari 2012

Skylar

Haar jurk knelde veels te veel. Haar schoenen zaten te krap. Haar haar was te strak opgestoken en haar jouzen zaten bijzonder oncomfortabel. Al met al: een doodnormale dag voor een dochter van een man van stand. Wat echter niet gebruikelijk was voor iemand van haar positie, was het op de zachte aarde zitten naast het heldere meer, dat verscholen lag in het bos. Haar kamermeisje had die ochtend extra haar best gedaan om het meisje er perfect uit te laten zien voor het feest wat die dag zou worden gegeven. En zou vreselijk geergerd worden, haar moeder trouwens ook, als ze Skylar zo onverzorgd zag. Skylar frummelde haar haar los en streek toen met het lint in het water, wat een paar speelse rimpels in het oppervlak veroorzaakt. Ze grinnikte en keek Rylan aan, die vertederd naar haar zat te staren. Ze wist dat hij haar als een zusje voor hem beschouwde, al was zij zijn beste vriendin, geen familierelatie. Maar een betere band met iemand anders, kon zij zich niet voorstellen. Haar contact met haar ouders was gering. Haar werden bevelen van hen doorgegeven door bediendes en haar werd verteld om aan tafel te komen. Ze aten wel gezamenlijk, maar er werd dan nauwelijks iets gezegd. De enige paar keer dat zij haar ouders zag, was wanneer ze haar moesten keuren op haar kleding en haar verzorging. Veel aandacht of steun had ze nooit gehad van haar familie. Ze had er alleen voorgestaan, alleen voor de grote wijde wereld vol gevaren en pech. Tot Rylan het dorp in was gekomen. De dag zij elkaar hadden ontmoet, was onvergetelijk geweest: ze kon het zich herinneren al was het gister. Hij had haar vanonder het raam haar glimlachend aangekeken. Hij had vrolijk gezwaaid en had gebaren gemaakt om naar beneden te komen.

Culturele mode

Hoiii,

Over de hele wereld zijn verschillende culturen, wat heel logisch is. Deze culturen betekenen dus ook andere mode. Daarom hier typische kleding van over de hele wereld!

Franse mode

Engelse mode

Marokkaanse mode

Hindoestaanse mode

Chinese mode

Russische mode

Japanse mode

Duitse mode (niet dat ze dat nu dragen)

Schotse mode

Godsdienst is ook een onderdeel van cultuur. Ook kleding heeft hiermee te maken. Het moet binnen de regels van de religie zitten.
Boeddhistische kleding

Islamitische kleding

Kimono in China

Dit was het weer! :)
xx

zondag 15 januari 2012

Het eerste hoofdstuk van Het Romeinse Meisje

Ik had een hele tijd geleden verteld dat ik een boek ging schrijven over een Romeins meisje en een Hunnenjongen. Ik heb het eerste hoofdstuk geschreven, wat eigenlijk een beetje een inleiding is en een beetje gebaseerd is op mijn eigen leefomstandigheden (qua huis en gezin).


Hoofdstuk I
♡1 December 2011, Engeland♡

Mijn vingers kleurden rood aan. Bij elke beweging schoot er een steek door mijn hand. Ik klappertandde en trok mijn mouw nog iets verder over mijn vingers. Ik vloekte. Ik baalde ervan dat ik eigenwijs was geweest tegenover mijn ouders. Mijn moeder had me nog zo gezegd dat het vandaag koud zou worden en dat ik handschoenen mee moest nemen. Ze had gelijk gehad. Het was inderdaad ijs- en ijskoud. Ik verweet het mezelf dat ik nu koude vingers had. Maar ergens begon ik de puberteit de schuld te geven. Het hoorde immers zo op deze leeftijd dat je kosten wat het kost je ouders niet gehoorzaamt. Als ik thuis zou komen – nadat ik deze vele kilometers had afgelegd – zou mijn moeder me opwachten in de warmte van de woonkamer. Ik zag haar al voor me: armen over elkaar, een voldane grijns die haar gezicht in tweeën deed splijten en al in de start om dat ene uitdagende zinnetje te zeggen: ‘Ik zei het toch’.
     Ik keek er tegenop om mijn moeder daar beneden en vol zelfvertrouwen te zien met die eeuwige blik in haar ogen alsof zij wist dat ze gelijk had. Die had ze namelijk altijd na iedere keer als ik een advies van haar had geweigerd, maar zij toch gelijk had.
     Ik rechtte mijn rug, liet het stuur los – zodat ik toen zonder handen fietste en met moeite mijn balans kon houden – en wreef mijn handen tegen elkaar. Ze werden iets warmer, aangezien de kou meteen weer toesloeg om het laatste restje er  gretig uit te zuigen. Ik wist dat dit de hele rit naar huis zou blijven gebeuren en legde me erbij neer. Niets aan te doen. Dat was ik: Jennet Adams.

     Met een grote mok dampende chocolademelk en een dikke deken over mijn schouders rilde ik in mijn ‘kamer’. Omdat ik twee broers, Lennard en Pete, had en het huis maar drie slaapkamers had, had ik een hele tijd geleden – toen ik nog dom en onwetend was – mijn kamer aan Pete, de middelste van ons drieën gegeven, omdat ik het zielig vond dat hij zijn kamer moest delen met Lennard. Ik offerde mezelf toen op om op de overloop te slapen. Zo werd de hele bovenverdieping van ‘de kinderen’. Op de overloop was er minder ruimte en veel minder privacy. Ik had er toentertijd niet aangedacht dat ik me ooit zou schamen om me om te kleden als iedereen zo maar door de kamer liep. Nu had ik spijt van die beslissing, maar troostte ik mezelf dat ik Pete heel blij had gemaakt. Ik kan zijn lach nooit meer vergeten, die hij had toen ik het hem vertelde.
     Ik zat op mijn bed en las het romantische verhaal van Jane Austen: Pride and Prejudice. Ik hield van oude boeken, maar bij voorbaat Jane Austen. Charlotte Bronte viel ook in mijn smaak. Vooral het boek Jane Eyre vond ik prachtig. Ik kon er uren in lezen, zonder ook maar een pauze te nemen. Soms was ik zo in het boek verdiept dat ik mijn moeder niet eens meer hoorde, toen ze riep dat ik moest komen eten.
     Mijn ouders en broers waren weg naar een verjaardag van mijn nichtje. Mijn nichtje was een verschrikkelijk tien- jarig meisje. Ze irriteerde mij altijd vreselijk als ik met iemand aan het praten was en moest mij altijd onnodig slaan. Het was dat ze jonger was, anders had ik haar net zo hard teruggeslagen. Eens had ik haar bij de pols gepakt, omdat ze tegen mijn scheen had geschopt. Het leek wel alsof al mijn kracht bundelde om haar strak in haar ogen aan te kijken. Ze had nog nooit zo gehuild. Daarna had ze gelogen dat ik haar een trap had verkocht. Ik had mijn ouders verteld wat er echt was gebeurd en natuurlijk geloofden ze mij en niet dat kleine vervelende leugenaartje. Sindsdien hoefde ik niet meer mee naar haar toe, waar ik verschrikkelijk blij mee was.
     Vandaag was een uitzondering, dat ik wel iets van de buitenwereld hoorde. Beneden klonk een hard geluid. Ik schrok op en hoorde hoe mijn hart bonkte. Het was gek hoe je wakker kon schrikken uit een diepe trans. Met tegenzin legde ik het boek weg en sloop zachtjes, rillend van de kou, omdat ik mijn dikke deken en met chocolademelk had achtergelaten, de trap af. Op mijn tenen liep ik naar de deur, die naar de woonkamer leidde. Zachtjes –  mijn adem stokte in mijn keel, terwijl ik daar stond – opende ik de deur en gluurde ik door de kier. Een paar seconde zag ik niets. Ik schaamde me, omdat ik dacht dat ik dramatisch was om niets. Waarschijnlijk was het gewoon de wind geweest, die die bonk had veroorzaakt. Ik wilde mij net omkeren, toen ik twee in het zwart geklede mannen in de kamer zag. Één van hen pakte de televisie op. Ik slaakte bijna een kreet, gelukkig kon ik me nog inhouden. Mobiel. Ik moest mijn mobiel hebben. Ik tastte naar mijn broekzak. Niets. Shit, hij lag boven. Met mijn ogen op de smalle kier, zodat ik de mannen nog in de gaten kon houden, strompelde ik achteruit. Au! Ik stootte mijn rug tegen de ijzeren archiefkast. Ik kromp in elkaar toen ik de metalen klank hoorde, die ik zonet had veroorzaakt. Aan de grond genageld en met de hoop dat de mannen het niet hadden gehoord, bleef ik daar doodstil staan. Ik hoorde hoe de mannen iets tegen elkaar zeiden. Ik hoorde hun voetstappen. Ik deed niets. In paniek kon ik niet helder nadenken. Naar boven. Ik moest naar boven toe. Bijna geluidloos rende ik naar boven, wat ik heel knap van mezelf vond. Krak! Mijn hart stopte. Die oude verdomde trap ook! Een man kwam de gang binnen, keek mij recht in de ogen aan en schreeuwde. ‘FUCK!’, kwam er uit zijn keel. Daarna zette hij zich af en sprintte naar mij toe. Zo snel als ik kon, zette ik het op het lopen. Eenmaal boven gekomen, aarzelde ik en ik wist dat als ik nog langer zou wachtten, het me fataal zou komen te staan. Ik zag mijn mobiel op mijn bureau. En ik zag ook de man achter mij. Ik nam een beslissing. Rap trok in aan het touwtje van de zolder. Ik trok aan het touwtje van de zolder, waardoor het zolderluik zich opende en een trap zich uitvouwde. Het plaatste zich voor mijn voeten. Zo snel als ik kon, pakte ik met beide handen de trap stevig vast en klom als een zo snel mogelijk naar boven. Ik zag de man ook naar de trap tasten en er viel een keizware steen op mijn maag. Ik keerde mij op en trapte naar hem toe. Mis. Hij greep naar mijn voet. Nog een keer schoppen. Raak. Vol in zijn gezicht. Hij wankelde naar achter en greep jammerend naar zijn gezicht.
     Niet lang daarna stond ik met een kloppend hart op de zolder. Ik had een zware tafel omgekeerd, wat veel moeite had gekost, en op het luik gelegd. Ik baalde dat ik mijn mobiel niet had kunnen pakken. Ik sidderde en besefte dat er zich twee dieven in mijn huis bevonden, daar beneden. Wie weet of de man nog steeds onder het luik stond, wachtend tot ik het waagde om weer naar beneden te komen. Ik keek in het donker de zolder rond. Ik was er al eeuwen niet meer geweest. Ik was vroeger altijd bang voor het donker en dacht altijd dat er in de bovenste ruimte van het huis een griezelig, groot en harig monster woonde, die mij begluurde door het gaatje in het plafond op de overloop. Natuurlijk was ik over deze angst heen, maar vreesde ik nu de mannen onder mij het meest.
     Ik knipte snel het licht aan. Heel even stond ik beduusd door alle troep die hier lag. Een oude schommelstoel, de trouwjurk van mijn moeder, een hele kast vol boeken, rechts in de hoek een nog intact Engels theeservies, voor mij een LP- speler met nog een oude plaat. Het was onvoorstelbaar hoeveel oude spullen hier lagen. Ik zette aarzelend een paar stappen de zolder in. Het viel me op dat de vloer niet eens kraakte, wat ik wel had verwacht.  Langzaam liep ik verder. Ik was blij dat ik heel even mijn aandacht op iets anders kon richten dan wat er beneden afspeelde. Ik hoopte dat ik hier ergens een aangesloten telefoon kon vinden. Maar dat leek onmogelijk op deze zolder. Het leek alsof hier niemand in de laatste twintig jaar was geweest. Alleen een paar seconde om wat spullen weg te werken en hier te dumpen. Ik kreeg een onwennig gevoel hier. Ik rilde. Oh, ik wenste zo dat ik mijn mobiel maar had gepakt. Maar wie weet zou die man me dan te grazen hebben genomen en had ik wel verwondingen op kunnen lopen.
     Ik liep naar het dakraam, haakte het hendeltje open en drukte er zachtjes tegenaan. Geen beweging in te krijgen. Ik dacht eraan om het raampje kapot te slaan, maar zette dat idee vrijwel direct uit mijn hoofd. Dat zouden ze horen en wie weet zouden ze me dan opwachten.
     Opeens bedacht ik me iets. Het gaatje in het plafond! Daardoor kon ik kijken of die man nog beneden mij was. Vrijwel meteen viel mijn blik op een lichtstraal van mijn kamer. Ik moest me bedwingen om erop af te duiken, want die man hoefde natuurlijk niet te weten waar ik op de zolder was. Dus langzaam liep ik er naar toe en keek ik uit waar ik stapte. Ik schoof mijn haar achter mijn oor en boog naar het gaatje toe. Ik zag mijn bed. Ik zag mijn bureau. Ik zag de man. Ik was blij dat ik mijn laptop altijd onder mijn bed stop, als ik er niet op zit.
      Het maakte haar nerveus hoe gemakkelijk de man daar stond. Met angst keek zij toe hoe hij haar kamer bestudeerde en ze kon van zijn gezicht aflezen hoe hij alle voorwerpen in haar kamer een waarde toereikte. Op haar bureau zag ze haar mobiel liggen. Haar zo gewilde mobiel. Nog een keer vervloekte ze zichzelf dat ze het apparaatje niet had kunnen pakken en dat ze zich nu op de zolder had opgesloten. Haar bloed steeg naar haar hoofd, toen ze zo dicht bij de grond bukte. Langzaamaan kreeg ze hoofdpijn en rechtte ze haar rug. Ze begon wat afleiding te zoeken. Totdat die man beneden haar niet verdwenen was, kon ze niet van deze zolder af. Dus waarom zou ze in angst en vrees in een hoekje zitten als ze haar aandacht ook op iets anders kon richten?
     Ik stond voorzichtig op en keek de zolder rond. Ik liep naar de oude boekenkast en las de titels op de ruggen van de oude, stoffige boeken. Het waren vooral fictie boeken. Verzonnen spannende verhalen over avonturen, die jijzelf wilde beleven. Alleen door te lezen kon je je in het verhaal plaatsen en even op een andere plek zijn. Ik dacht eraan om er één te pakken, maar besloot om verder te zoeken naar andere interessante spullen. Ik streek met haar vingers langs het kant van haar moeders trouwjurk. Mooie witte bloemen waren erop geborduurd en gaf het een chique uiterlijk. Ik probeerde mij voor te stellen hoe ik eruit zou zien in de witte jurk op mijn eigen bruiloft. Ik richtte mijn aandacht op de oude platen van mijn vader, die in een doos waren opgeruimd. Één voor één haalde ik ze eruit en bekeek wat voor muziek mijn vader vroeger had geluisterd. Ik herinner me dat Lennard graag een LP- speler wilde voor op zijn kamer in Londen. Mijn blik viel op een plaat van de Beatles. In tegenstelling tot Lennard vond Pete de Beatles geweldig. Ooit had hij een poster gekregen van de vier muzikanten en had hij hem op zijn kamer gehangen, wat een leuk effect creëerde door alle instrumenten ervoor. Mijn broers waren erg muzikaal. Lennard was een genie op de gitaar en had een bijzondere interesse in aparte instrumenten, zoals de didgeridoo. Hij hoopte er een voor kerst te krijgen, zo had hij mij verteld. Pete had aanleg voor drum en basgitaar. Nou ja, aanleg… Het was meer zijn genen, die hem aanzette tot de muziek.
     Ik keek naar de LP- speler en had het wilde idee om de plaat erin te leggen en af te spelen. Maar gelijk dacht ik aan die vreemde man beneden en realiseerde me dat er al meer dan een half uur was voorbijgegaan. Met iets tegenzin legde ik de plaat weer terug in de kartonnen doos en gluurde ik weer door het gaatje. De plek waar de man net had gestaan was leeg. Mijn mobieltje lag er nog, waarschijnlijk had de vreemdeling het niet gezien. Dat was dan ten minste één geluk vandaag, dacht ik optimistisch. Ik twijfelde enorm. Zou ik het mobieltje gaan halen? Of zou de man er nog zijn?
     Ik liep naar het luik, schoof de zware tafel opzij – wat overigens veel moeite kostte – en klapte de trap uit. De trap plofte zachtjes op het tapijt. Aarzelend keek ik de overloop rond. De eerste stap zette ik doodstil. De tweede ook. De derde daarna. En zo verder de trap af. Op mijn tenen sloop ik naar het bureau en stopte gehaast het mobieltje in mijn zak. Mijn adem stokte in mijn keel toen ik een zwart gedaante in de kamer van mijn broer zag. De man keek mij voor de tweede keer met zijn bruine ogen recht in de mijne aan. Hij had de gitaar van mijn broer in zijn hand. Arme Lennard. Maar in angst om zelf ontvoerd of gedood te worden, vluchtte ik weer de zolder op. Nu zonder problemen en zonder dat de man naar mijn enkel greep. Met een ruk trok ik het luik weer dicht en trok de tafel weer erover. Er was geen mogelijkheid dat de man op de zolder kwam. Ik klikte mijn mobiel aan. Shit, energie bijna op. Dat gebeurde mij nou altijd. In elke rottige situatie gaf mijn mobiel aan dat het weer zin in leedvermaak had en stond er een rood batterijtje midden in het scherm. Zo nu ook.  Met bevende handen toetste ik het alarmnummer in en met een sidderende adem wachtte ik op antwoord.
     ‘Wie heeft u nodig?’, sprak een metalen stem, ‘Toets 1 voor de politie, toets 2…’. De ijzeren vrouw kon haar dagelijkse rijtje nummers niet uitspreken of ik had meteen nummer één ingedrukt. Weer wachtte ik.
     ‘Met politie Manchester, wat kan ik voor u doen?’, vroeg een aardig klinkende man. Hakkelend en struikelend over mijn woorden vertelde ik mijn situatie en mijn adres aan de politie- agent. Hij beloofde me zo snel mogelijk te komen en zei dat ik vol moest houden en vooral geen domme dingen moest uitvoeren. Domme dingen in deze situatie waren vanzelfsprekend. Ik had het gewaagd om mijn mobieltje te pakken en had de man een volle trap in het gezicht gegeven. Domme dingen had ik allang gedaan. – Pling -. Mobiel op. Het telefoontje naar de politie had ik in ieder geval gemaakt. Ik had gehoopt dat er nog genoeg energie in zou zitten om mijn ouders te bellen, maar blijkbaar wilde het lot kosten wat het kostte contact met mijn familie vermijden.
     En toen zat ik daar. Uitgeput en met een hevig bonkend hart, op de koude houten vloer van de zolder. Alleen. Wachtend op de politie. Wachtend op hulp. Ik wilde niet meer door het gaatje kijken of de vreemde man nog in mijn kamer stond, in de aanval om mij op te vangen als ik het nog een keer waagde om te ontsnappen. Ik ademde uit. Ik moest, net als daarnet, mijn gedachten op iets anders richten, Weer keek ik de zolder rond. Ik tastte naar een zilveren kistje. Het was bedekt met een dun laagje stof. Het was waarschijnlijk lange tijd niet aangeraakt geweest. Ik kroop er wat dichter naar toe. Ik werd erdoor aangetrokken als een jewelste. Ik was bijna bezeten door het patroon, bestaande uit sierlijke bloemen en blaadjes. Ik zag hoe onder die laag het kistje lichtjes glansde. Het was in één woord prachtig. Een prachtig, kostbaar, antiek kistje.
Ik slikte. Ik veegde het slot schoon mijn trillende vingers en probeerde het tevergeefs open te krijgen. Ik was zowel erg teleurgesteld als geërgerd toen ik er geen beweging in kon krijgen en liet me er bij zitten. Koortsachtig beet ik op mijn lip en tilde het – nog best wel zware – kistje ietsje op, op zoek naar een sleutel. Maar er lag helaas niets, behalve dan dat ene achtergelaten hazelnootje, waar ooit een muis aan had geknabbeld. Ik zuchtte en bekeek het kistje van alle kanten. Ik merkte een knobbel aan de achterkant op en trok eraan: allemachtig, een klein smal laatje kwam tevoorschijn. En ja, hoor. In dat klein bakje lag een piepklei sleuteltje. Trillend en bevend hield ik het in mijn hand. Het was van hetzelfde materiaal gemaakt als het kistje: zilver en glanzend met een versiering, bestaand uit bloemen. Nadat ik het eens goed had bekeken, stopte ik het in het sleutelgat. Het paste. – Klik! -. Het werkte. Ik opende het kistje e was verbaasd hoeveel spullen er in zo’n klein formaat paste, geen wonder dat het zo zwaar was. Nadat ik alle spullen had bekeken – die erg interessant waren – werd mijn aandacht door een ander voorwerp getrokken: een oud stoffen boek. Het had gerafeld geelgekleurd papier en was beschreven met driftige letters van zwarte inkt. Ik bekeek de eerste pagina.

“Geschreven op de vroege herinneringen van familie Adams .

Van vader tot zoon, van zoon tot kleinzoon en zo verder, heeft het waargebeurde verhaal in de Romeinse Oudheid doorgeleefd en heb ik, Leonard Adams, het een eer gevonden het op te mogen schrijven.

Leonard Adams,
677 na Jezus Christus”.

In de Romeinse Oudheid? 677 na Christus? Had een voorouder dit geschreven? Ging de geschiedenis van mijn familie dan zo ver de tijd in? En van vader tot zoon? Dat zou betekenen dat het verhaal nog ouder zou moeten zijn dan het boek. Het zou betekenen dat het verhaal al jaren mee was gegaan en dat ooit deze Leonard Adams gedacht zou moeten hebben om het eens op te schrijven in het boek. Vandaar dat het papier al zo vergeeld was en dat het kistje zo kostbaar leek. Het was waardevol wat erin lag. Het bevatte een familiegeschiedenis.
Ik merkte hoe mijn hart overuren maakte. Zonder nog verder aar de andere spullen in de kist te kijken, spiekte ik even het boek in. Van dat kleine moment dat ik het boek in gluurde veranderde het in een minuut. Die minuut veranderde ik vijf. Die vijf minuten veranderden in een kwartier. En ga zo verder. Ik vergat de buitenwereld en de akelige problemen beneden. Ik deed wat ik altijd deed om te ontsnappen van de realiteit: ik begon te lezen.




Dat was dat voor nu. Ik heb nog wel een paar hoofdstukken gelezen, maar die zal ik ook nog eens posten. 


Alvast bedankt voor het lezen!


Groetjes, Evalien

zaterdag 14 januari 2012

Mijn 'creaties'!

Hallo! Daar ben ik weer!

Ik had beloofd om de Fimo- oorbellen te posten. Dus ik heb er een paar foto's van gemaakt (het zijn ze niet allemaal, maar dit zijn de leukste, vind ik zelf).
















Dat waren ze! Zoals ik al zei heb ik er nog meer, maar daar ben ik niet zo trots op, hihi. Daarom ga ik er nog meer maken en die laat ik u de volgende keer wel weer zien! 

Groetjes, Evalien!

Schrijfwedstrijd

Hallo!


Ik doe al een tijdje mee met een schrijfwedstrijd. En toen dacht ik: maar hé, dat is eigenlijk ook wel weer creatief! Dus toen had ik besloten om dus alle stukjes, die ik heb geschreven, hier te posten. Ik zit nu in de halve finale, ik heb net mijn verhaal weer ingestuurd die je straks onder dit bericht kan lezen en wacht nu met spanning tot half 3, wat nog eigenlijk wel een tijdje duurt. Om half 3 moet het allemaal ingeleverd zijn, dus misschien is vanavond de uitslag al!


De eerste schrijfwedstrijd
Opdracht: Maak een scéne van minstens 12 zinnen over een ontmoeting tussen twee meisjes.


Mijn verhaal:
Ik hoorde hoe mijn adem versneldde. Mijn armen waren gekruist. Ik sidderde. Mijn hart maakte overuren en dreigde uit mijn borst te springen. Ik wist niet goed wat mijn reactie zou zijn op haar terugkomst. Mijn lippen waren droog. Ik sloot mijn ogen en moest alles op een rijtje zetten. Ik bevond me op het station van Amsterdam. Die dag zou mijn zus, Arianne, zich weer met ons verenigen.
Arianne was direct na het plotselinge overlijden van mijn vader verhuist naar Amerika. Ze had niets meer in Nederland te zoeken, had ze tegen mij gezegd, vlak voordat ze weg was gegaan. Ze had niet zo'n beste band met mijn moeder gehad. Sterker nog ze verafchuwde de vrouw. Mijn moeder was vreselijk in de war en niet in staat om voor haar kinderen te zorgen. Niet dat dat nodig was voor Arianne, die al bijna op zichzelf woonde, maar toch hinderde het mijn zus enorm.
Mijn moeder had haar verstand verloren toen ze op een nacht spontaan was weggelopen. Het duister in. De volgende ochtend was ze gechoqueerd en angstig terug gekomen. Ze had me nooit verteld wat er die periode was gebeurd. En dat baarde me zorgen. Stel dat ze nou iemand tegen was gekomen. Of dat ze vreselijke dingen had gezien, zoals misschien een möörd? Ik durfde er ook nooit naar te vragen. Ze zou misschien in huilen uitbarsten of misschien depressief worden. Ik zou het nooit komen te weten.
Ik schrok op. Ik voelde hoe een paar ogen in mijn rug prikkelde. Weer schoot er een rilling over mijn rug, die mijn nekhaar overeind liet gaan. Ik draaide me om en keek toen recht naar mijn zus. Ik baalde dat ik dat deed. Ik was nooit gesteld geweest op Arianne. Ik had het haar nooit vergeven dat ze weg gegaan was en mij met een zieke vrouw en twee kinderen had achtergelaten. Ze had alleen maar baat gehad aan vader. En nu? En nu kwam ze zonder pardon terug om de draad weer op te pakken van haar oude leven.
Haar uiterlijk verbaasde me. Haar rood zwarte haar, dat ze eerder had was in keurig bruin geverfd. Haar woeste piercings waren weggehaald en ze had zelfs haar tattouage op haar linker arm had ze netjes gecamoufleerd. Ik herkende alleen haar donkere ogen. Verder zag ik niets meer van mijn oude zus, die onverschrokken mij in de steek had gelaten en naar een vreemd land was gevlucht. Ja, ze was gevlucht. Gevlucht van alle problemen. Ik moest al die jaren voor mijn moeder zorgen. Ik moest het eten voorbereiden en mijn twee jongere broertjes beschermen tegen al het kwaad van de wereld. En zij was weg. Foetsie.
Ik wist niet goed of het haar zou vergeven. Ze zag er zo keurig uit. Misschien had haar verdwijning naar een ander land haar goed gedaan. Misschien had Arianne er gewoon even tussenuit gemoeten om daarna weer op het juiste pad te blijven en me te helpen met alles. En bovendien: ik was hier in eerste instantie toch gekomen om haar op te halen? Ik had haar aankomst niet geweigerd, want dat kon ik gewoonweg niet. Misschien wilde het lot het zo hebben. Misschien had ik Arianne nodig. Ik slikte al mijn gedachtes weg en strompelde twijfelend naar mijn zus toe. De zenuwen gierden door mijn lijf. Arianne aarzelde opermerkelijk genoeg niet, rende naar mij toe en omhelsde me stevig.

En ik beantwoordde haar omhelzing met volle overtuiging. Ja, ik had haar nodig.



De tweede schrijfopdracht
Opdracht: Het spannendste moment in je hele leven, minstens 12 zinnen.


Mijn gebeurtenis:
De camper stopte. Ik schoot met een ruk naar voren en vervloekte de te strakke riem. Ik kneep mijn ogen fijn en wreef over mijn schouder. Ik zuchtte geergerd en keek mijn vader achter het stuur verwijtend aan. Ik rolde met mijn ogen toen ik hem zijn camera zag pakken en naar een oud vervallen huis zo'n twintig meter verderop zag richten. Naast het huis lag opmerkelijk genoeg een grote verroeste boot. Midden in Canada, geen meer in de buurt. Mijn vader was dol op dit soort plaatjes en zou een kans als dit nooit laten schieten.
Met enige fascinatie keek ik naar het gebouw en zag hoe het hout gekromd was en de verf van de kozijnen krullend los liet. In de tuin lagen een paar decoraties - een zielig hoopje scherven dat ooit van een bloempot geweest moest zijn en een nog rottend houten bankje -, maar verder was het nauwelijks een tuin te noemen: het was gewoon een verlaten veld, met lang geel gras en verder niets.
- Klik! Klik! - Mijn vader was zo te horen klaar met zijn regelmatige pauze en startte de motor weer. Met een klap ging de voordeur open en een mager figuur zwaaide uitbundig naar ons. Ik had niet verwacht dat er nog een man in het verlaten huis woonde. Niemand in de camper had het verwacht. Maar hoe dan ook: mijn vader was zeer enthousiast. Deze eigenaardige man - die waarschijnlijk net zo oud was als zijn huis - maakte het beeld nog mooier. Hij wees naar zijn voeten, als teken dat hij zijn schoeisel aan moest trekken. Mijn moeder kneep de arm van mijn vader fijn.
'We moeten hier weg. Dit bevalt me niets, Hotze!', waarschuwde ze hem, een octaaf hoger dan ze eigenlijk gewild had.
'Nee, dat kunnen we niet maken. Die man heeft waarschijnlijk eeuwen geen mens ontmoet', antwoordde mijn vader, aardig en sympathiek als altijd. Ergens had hij wel gelijk. Ik zou het ook niet over mijn hart kunnen krijgen om nu weg te gaan. Ik hoorde mijn broer naar achter in de camper vluchten. Ik zag hoe de vreemde man weer naar buiten kwam en naar ons toe strompelde.
'We kunnen nu nog weg', zei mijn moeder nog, maar haar woorden waren vergeefs. Mijn vader hield voet bij stand en had allang de motor af gesloten. Hij was duidelijk niet van plan om ook maar een stap te verzetten en deed het raam aan moeders kant omlaag.
'Goedemiddag!', begroette de man in zijn geweldige Canadese accent en taal. Hij stak zijn hand uit door het raam. Met enige twijfel pakte mijn vader hem aan. 'Mijn naam is Frank', vervolgde de man. Met afschuw keek ik naar zijn twee tanden en zijn grauwe gerimpelde gezicht. Hij had een gerafelde pet op en een sjofel vervuild overhemd. Ik kreeg de rillingen van hem.
'Aangenaam, mijn naam is Hotze'. Mijn vader nam het woord. 'Dit is mijn vrouw, Nicolette en dat zijn mijn kinderen'. Hij wees naar mijn broers en mij. Verder hoorde ik niets. Ik stopte gehaast mijn muziekoortjes in en weigerde te luisteren naar deze enge man. Ik luisterde dan wel niet, maar ik bleef wel kijken. Elke beweging die hij maakte, onging mij niet. Ik zag hoe hij zijn hand om de spiegel van de camper klemde. Ik zag hoe hij een brede grijns trok bij het aanzien van levend volk. Uiteindelijk kon ik het niet laten om mijn muziek uit te doen en stilletjes naar het gesprek te luisteren. Hij had het over de boot naast zijn huis, over de eenzaamheid en ook dat hij nog op de buurtkinderen lette. Dat verwarde mij enigzins: ik kon in geen mijlen nog een huis zien, alleen de kale vlakte.
'Zeg, ik waarschuw jullie', sprak de man op dreigende toon, 'Laat de elanden aan mij over. Zo nu en dan een lekker boutje gaat er prima in'. De grimas, die hij toen trok, zou arme kleine kindjes aan het huilen maken. Blijkbaar waren ze nu bij het afscheid gekomen, besefte ik opgelucht.
'Oh, nog één ding: breng de volgende keer een pistool mee'. De man klopte op de zijkant van de camper, keerde zich om en liep weer richting zijn huis. Ik schrok van deze uitspraak. Nodigde hij ons uit om later nog een keer te komen en wilde hij nou dat we hem van kant maakten?

Eenmaal weer op weg zei mijn moeder: 'Zag je die kettingzagen aan het hek met die poppen?'.





Beoordeling jury: 
Jury 1.  Mooi geschreven! Wat eng zeg 0.o Wel heel erg mooi beschreven. Mijn complimenten.
Jury 2. Erg goed geschreven.
Jury 3. Griezelig zeg! Wel goed omschreven.


Daarbij reikten ze het uit als het beste verhaal en hadden ze het bekend gemaakt op de website (anders blijft je verhaal anoniem). 


De derde schrijfopdracht
Opdracht: 
Maak dit stukje verhaal af: Snel keek ik nog even om me heen , en rende toen vast besloten naar het meer. Ik keek in het water. Het krioelde er van de vissen. Opeens hoorde ik een stem. De stem zei : ‘daar is ze!’ Ze kwamen om me af! O nee! 


Mijn verhaal:
Snel keek ik nog even om me heen , en rende toen vast besloten naar het meer. Ik keek in het water. Het krioelde er van de vissen. Opeens hoorde ik een stem. De stem zei : ‘Daar is ze!’ Ze kwamen om me af! O nee! Met bevende handen hield ik het zware boek vast. Ik wreef met mijn vingers trillend over de goud gedrukte letters op de zwarte leren kaft. Ik dacht aan de duistere krachten, die het boek bezat. Daarna gooide ik het vastberaden van me af, in het magische water. Ik zag hoe de vissen erom heen zwemden. Ze lieten het boek in de diepte verdwijnen. Het was me gelukt. Ik had het beschermd. Ik had het naar het Water der Reinigden gebracht. Ik had het boek compleet gemaakt. 'Het verloren dagboek', zo had mijn oom het genoemd. Ik had van hem de opdracht gekregen om het te bewaren tegen de Sateners. En ik had zijn laatste wens, voor zijn gruwelijke dood, volbracht. Ik stelde me voor hoe het water het boek van al haar donker ontdeed.
Ik draaide me om. Klaar om de Sateners te lijf te gaan. Klaar om ze met een brede grijns tegemoet te komen. Klaar om te zeggen dat ze te laat waren. Ik zag de schaduwen van zo'n tien man naar mij toe komen. Ik balde mijn vuisten.
'Te laat!', krijste ik voldaan met een te schorre stem, 'Jullie zijn te laat!'. Ik lachte toen ik hun gezichten zag: kwaad, wit van woede. 'Há!', gilde ik nog eens. Mijn stem sloeg over. 'Nooit meer zullen jullie het boek in jullie macht krijgen!'.
Voor ik het wist, lag ik kreunend om de grond. Ik had gedacht dat ze me niets meer konden maken, maar toen ik de pijnlijke scheuten in mijn zij en mijn hoofd voelde, wist ik dat ik het fout had. Het boek zou dan misschien op de bodem liggen van diepe meer, bedekt met een laag modder - onmogelijk om er nog uit te halen-, maar ze moesten mij nog wreken. Wreken voor mijn daad. Ik probeerde nog te lachen. Ik probeerde ze nog uit te dagen, maar ik kon het niet meer. Ik voelde hoe ze hun drietanden in mij prikten. Toen had ik niet meer het idee dat ik het zou overleven. Ik voelde de pijn niet meer. Langzaam viel ik weg. Langzaam werd het donkerder.
Het duurde even voordat ik merkte hoe twee koude slierten zich om mijn enkels bonden. Met moeite deed ik mijn ogen open en probeerde te kijken wat het was. Het lukte niet. Het enige wat ik nu nog voelde, was dat ik met een ruk het meer in werd getrokken. Ik wilde het uitschreeuwen, misschien was dit nog wel erger dan de wraak van de Sateners.
Dat was het zeker niet. Ik voelde me vrij. Ik kon normaal ademen en ik maakte daar goed gebruik van. Ik wist dat ik mijn gevoel terugkreeg. Ik voelde hoe de vissen de palm van mijn voeten kietelden. Ik wist dat ik veilig was. Ik was veilig in het Water der Reinigden.



Beoordeling jury:
Jury 1. Je hebt het erg mooi geschreven , maar ik vond het een beetje nageaapt van de spiderwick chronicles. Dat is een beetje jammer, maar toch goed gedaan!
Jury 2. Mooi geschreven.


De vierde schrijfwedstrijd
Opdracht: Een gedicht schrijven van minstens 10 zinnen over iemand, van wie je houdt. 
Mijn gedicht:


Woedend schreeuw ik: 'Nee!'.
Huilend herriner ik me zijn gezicht
Drie kleine letters galmen door mijn hoofd
Mijn tranen glinsteren in het avondlicht

Woedend sprint ik het huis uit
Huilend jammer ik in de nacht
Verdrietig voel ik mij nu
Maar ik herinner hem in al zijn pracht

Ik staar naar de sterren
en denk plots heel verloren
dat ik hem nooit meer zal zien
noch zal aanhoren

Die nacht voelde ik me eenzaam
Het meest afschuwelijke gevoel ooit
Want ik had afscheid genomen van hem
Een lieve oom, die zijn leven had voltooid.



Beoordeling:
Jury 1. Een goed gedicht. Gefeliciteerd, je bent door in deze ronde.


Ik weet de opdracht van deze ronde al en heb hem net dus al ingeleverd, maar natuurlijk weet ik nog niet of ik door ben of niet (en wat de beoordeling is van de jury). Dus daarom zal ik die later posten en laat ik dit bericht zo.


Doeg!

vrijdag 13 januari 2012

Uitwerking Fimo- oorbellen

Hallo!

In mijn vorige blog had ik verteld over zelfgemaakte oorbellen. Ik heb er nu al een stuk of dertig gemaakt en wil binnenkort ze op mijn blog zetten! Het is leuk om te doen, maar het is wel lastig om ze goed in vorm te maken en er uiteindelijk tevreden over zijn. Ik heb vooral moeite om -als ik met de kleur wit bezig ben- deze kleur niet te verpesten door andere kleuren, die afgeven en op mijn handen komen. Zo wordt het bijvoorbeeld roze. En dan krijg ik als voorbeeld een roze hondje en dat is erg vervelend. Ook is het lastig om de haakjes er goed in te krijgen, maar mijn moeder had al sieradenlijm voor mij gekocht en zo zitten ze wel goed vast!

Dus binnenkort zal u mijn 'creaties' zien!

Groetjes, Evalien

zondag 8 januari 2012

Fimo Oorbellen

Hallo!

De laatste  tijd ben ik veel bezig geweest met het ontwerpen van geinige, leuke en lieve oorbellen. Hoe ik die ga maken? Met Fimo- klei! Dus binnenkort krijg ik cakejes, dobbelstenen of kerstboompjes in m'n oren! ;D

xx